Reünie

Als ik Sidonie van Alphen twee weken geleden niet toevallig in de stad bijna letterlijk tegen het lijf was gelopen, was ik nooit teruggegaan naar het dorp van mijn jeugd. Die schoolreünie interesseerde me niets. Ik had weinig goede herinneringen aan mijn middelbareschooltijd, wellicht doordat mijn ouders in die periode zijn gescheiden.
Hoewel ik haar sinds de middelbare school niet meer had gezien herkenden we elkaar onmiddellijk. Blijkbaar hadden we beiden weinig dringends omhanden, in elk geval zaten we even later met een kopje koffie op een terrasje. Na vijf minuten kreeg ze een telefoontje en moest snel weg, een probleem bij de golfclub.
Sidonie was uiterlijk nauwelijks veranderd, ze zag er opvallend weinig ouder uit. Ze was nog steeds een schoonheid; haar modieuze en dure kleding paste perfect bij haar vlammend rode haar. Uit haar houding sprak het zelfbewustzijn van bemiddelden die dat al generaties lang zijn. Ze leek wat vriendelijker en minder arrogant te zijn geworden. Tegelijk had ze iets hards over zich gekregen dat ze vroeger niet had. Zij sprak met de vanzelfsprekendheid van iemand die gewend is gelijk te krijgen. Een verzoek van haar klonk alsof ze jou een bijzonder voorrecht verleende. Op school was dat al zo, en het was nog steeds zo. Zij was er zeer bedreven in om ieder, ook meisjes en veel leraren, naar haar hand te zetten. Nog steeds had ze datzelfde effect op me. En nu had ze mij uitgenodigd haar te vergezellen naar deze reünie. Ik had ja gezegd voor ik het goed en wel besefte.
Bijna alle leerlingen keken tegen haar op, ook ik. Maar voor mij was zij niet, zoals voor de meeste jongens uit de hogere klassen, het meisje van wie ik droomde. De meesten durfden haar niet te vragen voor een afspraakje, bang voor een afgang. Ieder wist immers dat zij met een student rechten ging. Ik had al jaren eerder besloten dat zij voor mij onbereikbaar was. Na enige tijd werd ik verliefd op een stil en bescheiden meisje uit de vijfde, met wie ik inderdaad later enige tijd heb samengewoond. Daardoor stond ik vrijer tegenover Sidonie. We waren op een vage manier bevriend. Ik heb eens samen met haar aan een project gewerkt, over de renaissance, geloof ik. Dat ging heel rustig, zakelijk en vriendschappelijk, tot onbegrip en afgunst van mijn manlijke klasgenoten.
Na de eindexamenperiode had ik haar niet meer gezien. Ze kwam naar de uitslag in haar eigen luxecoupé, een cadeautje voor haar achttiende verjaardag. Op haar examenfeest vielen haar klasgenoten nauwelijks op tussen de vele gasten die haar ouders hadden uitgenodigd. Een ploeg kelners hield en passant in de gaten of er niet te veel gedronken werd. Toen ze ging studeren kochten haar ouders een huis voor haar, een verantwoorde investering in een studentenhuis.

Wat deed ik hier? Ik liep door de straten van mijn jeugdherinneringen. Nog steeds waren ze saai. Stom dat ik me door Sidonie had laten overhalen. Ik was toch waarachtig geen puber meer! Waarom had ze mij eigenlijk meegevraagd? Misschien vanwege de herinnering aan de oude vage vriendschap.
Ik waadde tot mijn enkels door het verleden. Behalve de gebruikelijke verschralende gelijkschakeling van het winkelbestand door allerlei ketens was er nauwelijks iets veranderd in het dorp. Het neoklassieke gemeentehuis, het postkantoor (dat inmiddels een grand café was geworden), winkels die al decennia lang bestonden, de kerk bij de splitsing van wegen, mijn vroegere school, het herenhuis waarin nog steeds een notariskantoor zat, de villawijk waarin de bomen vijfendertig jaar doorgegroeid waren en de kozijnen van nieuwe verf waren voorzien … Er was hier eigenlijk niets gebeurd sinds mijn schooltijd. Gelukkig was het zonnig weer, anders was mijn melancholie omgeslagen in een peilloze somberheid.
Ik had met Sidonie afgesproken in Het oude Raedthuys, nog steeds een „wat beter” etablissement. We zouden een kleine lunch gebruiken voordat we naar de school gingen.
Zoals ik had verwacht kwam ze ruim tien minuten te laat binnenzetten.
„Neem me niet kwalijk, Reinhardt, ik had een probleem met de auto.’
Blijkbaar keek ik nogal skeptisch, want ze zei:
„Nee, deze keer geen gril van een verwende dame. Ik had de lichten laten branden en stond met een lege accu. Gelukkig kwam mijn zoon snel thuis en kon ik zijn wagen meenemen.”
Ze leek minder zelfingenomen dan vroeger. „Je hebt dus een gezin. Daar heb je de vorige keer niets over verteld. Ben je met die rechtenstudent getrouwd die je op school had?”
„Nee, alsjeblieft. Dat jochie … Maar ik ben wel getrouwd met een jurist. Hij is CFO bij een grote verzekeringsmaatschappij. Aardige job. En wat doe jij?”
„Tot voor kort ben ik leraar klassieke talen geweest. Inmiddels werk ik als zzp’er, wat onderzoek, artikelen schrijven en zo …”
Ze leek niet echt geïnteresseerd.
„En wat doe jij zelf?”
„Ach, zo het een en ander. Zelfstandig bedrijfsadvieswerk. Verder zit ik in een paar besturen van liefdadigheidsorganisaties.”
Niet echt een carrière dus. Paste dat bij haar status?
Toen keek ze me recht aan en zei: „Ik vind het leuk dat je met me mee wilde gaan. Reünies en dergelijke zijn zo ontzettend saai, maar ik moet me wel even laten zien, als vrouw van de hoofdsponsor van de leerlingenvereniging. Ernst kon er niet voor uit Londen komen.”
„Dus ik ben een toevallige invaller? Dank je!”
Sidonie leek zowaar een beetje te blozen. „Nee, zo bedoel ik het niet. Ik ben echt blij dat je meegaat. Niet alleen als vervanger van mijn echtgenoot …”
Er viel een stilte. Ze keek me lang aan. Wat wilde ze?
Toen zei ze: „Je weet, ik ben gewend m’n zin te krijgen. Dat is altijd zo geweest …”
Ik knikte. Ik wist het.
„Toch heb ik met één ding nooit mijn zin gekregen,” vervolgde ze. „Op school was ik in stilte gek op jou. Dolgraag was ik jouw vriendin geweest. Maar je hebt in die zin nooit belangstelling voor me gehad … Tegen die simpele Nora kon ik niet op.”


© Dick van Zijderveld, 2016

Gepubliceerd in:
– Het licht blijft nog lang branden; Zeist, Tulip Tekst & Uitleg literaire publicaties, 2016. ISBN 978-90-70908-28-7.
– Schreef 173, jrg. 31, januari 2017. Schreef is een uitgave van Vereniging Taalpodium.


N.B. Voor alle verhalen op deze webstek geldt dat iedere gelijkenis met bestaande personen en situaties alleen op toeval kan berusten.

© Dick van Zijderveld 2016 – 2022