De taalkolommen van Dirk Heuvelland

Op deze pagina wordt gastvrijheid verleend aan Dirk Heuvelland, die onregelmatig zijn opmerkingen over taal en taalgebruik in zijn „Taalkolommen” etaleert.
Deze kolommen stonden ook op de webstek van Opspraak.


Inleiding

Meet & Greet

Niet zo lang geleden zag ik in het voorbijrijden een om een lantaarnpaal geklemd reclamebord met daarop in grote letters: „Meet & Greet”. Ik dacht onmiddellijk aan de aankondiging van het optreden van een artiestenduo dat zichzelf begeleidend met een harmonica ietwat volkse clichéachtige liederen ten gehore zou brengen. Ik verbaasde me over de namen: Greet was onmiskenbaar een vrouwennaam, maar Meet? Was het een man of een vrouw? Ik verwachtte een duo van een man en een vrouw; het moest dus een mannennaam zijn. Waarvan kon „Meet” dan toch zijn afgeleid? Misschien een vernederlandsing?
Toen ik later weer zo’n bord zag staan, las ik eronder iets over „vrijblijvende kennismaking met werkgevers”. Langzaamaan begon mij iets te dagen: het ging in het geheel niet om een artistiek optreden, maar om een soort voorbereidende banenmarkt! In een kennelijk niet aflatend streven indruk te maken had de organisator van de bijeenkomst weer eens gegrepen naar het primitieve middel van de Engelse kreet. Het zal wel aan mij liggen, maar ik vind „Kennismaking” of „Ontmoeting” stukken duidelijker. En het geeft me ook meer het gevoel dat ik behoor bij een volwaardige taalgemeenschap.
Over de verengelsing van het Nederlands en tal van andere min of meer taalkundige onderwerpen zijn wij van plan binnenkort te beginnen met een reeks kolommen op de webstek van Opspraak. Een extra reden op de stek in de gaten te houden!


Eerder gepubliceerd in Opspraak magazine 35, najaar 2007.

Taalkolom 1
De avonturen van Meet en Greet (1)

Meet spreekt een andere taal

Meet is een paar dagen in de hoofdstad geweest. Vermoeid maar tevreden komt hij thuis. Nog in de deuropening roept hij opgewekt:
„Hallo Greet, ik ben back home!”
Verheugd loopt Greet de keuken binnen. Ze geeft hem een echtelijke knuffel en vraagt:
„Meet, wat ben je snel terug, ik had je morgen pas verwacht.”
„Ja, liefje, ik heb mijn ding gedaan en ben toen direct huiswaarts gereisd.”
Greets gezicht betrok. Er kwamen tranen in haar ogen.
„Nee toch, Meet… Ben je naar de Walletjes geweest?” Haar ogen fonkelden nu van boosheid.
„Welnee, gek mens. Hoe kom je daar nu weer bij? Ik ben zoals ik heb gezegd naar de rommelmarkt geweest om een oude lijst te zoeken. Je weet, ik ben daar heel goed in.”
„Druk je dan niet zo grof uit. Toen je binnenkwam had je het ook al, over je bek. Maar vertel eens, is het gelukt?”
„Ja, natuurlijk! Ik zei toch dat ik ervoor zou gaan…”
„Wat, ga je weer?”
„Néé-ee, ik zou me ervoor inspannen. Ik heb een heel mooie gevonden, hij moet alleen nog gerestaureerd worden. Ik heb hem daarom direct naar die oude lijstenmaker gebracht.”
„Is dat niet heel duur?”
„Nee, een kwestie van onderhandelen. Dat is echt mijn kopje thee.”
„Neem me niet kwalijk. Wil je een kopje thee? Of liever koffie?”
„Hè, wat? Koffie graag. Wat ik zei, …”
„Koffie? Goed, maar je vroeg om thee.”
„… Ik zei dus, handeldrijven zit mij in mijn bloed, we zijn al eeuwenlang een familie van handelaren. Het hoort bij mijn roots.”
„Roets? Waar heb je het nou weer over? Het lijkt wel of je een andere taal bent gaan spreken.”

Dirk Heuvelland,
15-2-2008


————————–

Taalkolom 2
De avonturen van Meet en Greet (2)

Spellingshervorming: half werk in de jaren dertig

Soms lijkt „half werk” een wezenlijk onderdeel van de Nederlandse cultuur. In cafés mag je niet meer roken (en wat mij betreft terecht), maar de invoering wordt nog even uitgesteld. Hard rijden is slecht voor het milieu, dus mag je op sommige plaatsen wat minder hard rijden.
Zo ook met de spelling. Spelling geeft de gesproken klanken weer; wegens het ontbreken van de bij het spreken horende mimiek, of gewoon uit conservatisme, wordt rekening gehouden met de ontstaansgeschiedenis van de woorden, en met de functie ervan. Dus wijde bestaat naast weide, en men schrijft ik word en hij wordt, naar analogie van ik leer en hij leert. Dat dit laatste functioneel is heeft Harry Mulisch afdoend aangetoond met het voorbeeld dat de titel van zijn boek De verteller verteld in „fonetische” spelling zou moeten luiden De verteller vertelt door de verteller.
Verder is het zinvol om de spelling zo nu en dan wat bij te werken, daar woorden in de loop der tijd anders worden uitgesproken. De Engelse spelling illustreert wat er gebeurt als je dat niet doet.
In de jaren dertig van de vorige eeuw was men goed op weg met het aanpassen van de spelling aan het moderne Nederlands, dat van toen, maar ook nog dat van nu. De taalkundige Kollewijn had toen een groot aantal wijzigingen voorgesteld, die de spelling aanzienlijk vereenvoudigden en meer voor de hand liggend maakten. Inderdaad zijn veel van zijn voorstellen al decennia geleden in de „officiële” spelling opgenomen. Zo schrijven we sinds het invoeren van de spelling-Marchant in 1934 het meervoud van been, kool en preek niet meer als beenen, koolen („kolen” bestond ook, maar in een andere betekenis) en preeken, maar als benen, kolen en preken. De meeste niet gehoorde naamsvalsuitgangen zijn afgeschaft. De loos geworden -sch in woorden als mensch en visch verdween. In veel bastaardwoorden werd de ae vervangen door een e en de rh door een r (ether, ritme). Maar wat was en is er zo bijzonder aan de uitgangen -isch en -lijk, die al lang de uitspraak niet meer weergeven, dat zij nog steeds worden geschreven? Kollewijn stelde voor ze te vervangen door het logischer en duidelijker -ies en -lik.
Een ander archaïsch curiosum is de th. Waarom is deze wel vervangen in antropologie en ritme, maar niet in ether en thee, eveneens woorden die uit andere talen afkomstig zijn? En dan hebben we het nog niet eens over althans, thans en thuis.
Veel van de ideeën van Kollewijn vindt men terug in de voorstellen van de commissie-Geerts, die in 1990 opdracht kreeg van de Taalunie om de spelling te moderniseren. Dit voorstel werd in 1994 door de openbare opinie en vervolgens de politiek zonder enige taalkundige overweging verworpen. Zijn Nederlanders dan echt zo oerconservatief als het om spelling gaat? En waarom?
Hieronder geven we de twee bovenstaande alinea’s weer in de spelling-Geerts:
Een ander archaïsties curiosum is de th. Waarom is deze wel vervangen in antropologie en ritme, maar niet in eter en tee, eveneens woorden die uit andere talen afkomstig zijn? En dan hebben we het nog niet eens over altans, tans en tuis.
Veel van de ideeën van Kollewijn vindt men terug in de voorstellen van de kommissie-Geerts, die in 1990 opdracht kreeg van de Taalunie om de spelling te moderniseren. Dit voorstel werd in 1994 door de openbare opinie en vervolgens de politiek zonder een enkele taalkundige overweging verworpen. Zijn Nederlanders dan echt zo oerkonservatief als het om spelling gaat? En waarom?

Toegegeven, het is misschien even wennen. Maar zou je als heerlik ritmies beweegt op de tonen van de eksotiese muziek nu minder genieten dan wanneer je heerlijk ritmisch beweegt op de tonen van de exotische muziek, nog afgezien van de inmiddels oude dame die zich rhythmisch beweegt?
Misschien kunnen u, lezers en ik, zo nu en dan een beetje oefenen. In elk geval is er over zinvolle vereenvoudiging van de spelling nog veel meer te zeggen, en ik ben van plan dat in de loop van de tijd ook te doen.

Dirk Heuvelland,
18-3-2008


————————–


Taalkolom 3
De avonturen van Meet en Greet (3)

Songfestival

Vorige week konden we weer genieten, in elk geval kijken, naar het Eurovisie Songfestival, tegenwoordig in drie lange afleveringen. Naar ik heb vernomen bestaat het al een halve eeuw; het heeft het de stormen van de „jaren zestig”, en alle daarna volgende golven van bezuiniging en hedonisme en diverse modes overleefd.
Ik wil het nu niet hebben over het cultureel, muzikaal en artistiek gehalte van dit televisiegebeuren, dat hebben anderen ongetwijfeld al uitgebreid en beter gedaan, en dat zullen ze ook nog wel doen.
Eén van de aardige dingen van het Songfestival was altijd dat je liedjes in de taal van de deelnemende landen hoorde. Elke taal heeft immers zijn eigen klankkleur en charme; het benadrukte het internationale karakter van dit feest. Enkele landen, zoals België en Zwitserland, konden altijd kiezen in welke taal hun inzending was (meestal werd dat Frans), en de Ieren beschouwden Engels als hun taal. Verder was het een waaier van talen, des te interessanter toen steeds meer landen gingen deelnemen.
Maar helaas! In de loop van de tijd besloten steeds meer landen dat een Engelstalig liedje veel „internationaler” was. Het argument was dat men dan beter zou verstaan waarover het lied ging. Wat een onzin! Hebt u weleens in één keer een liedtekst in uw eigen taal helemaal kunnen volgen, terwijl er een groot orkest speelde en er een hele voorstelling („show”) om de zanger(es) werd opgevoerd? Vroeger kregen de juryleden een vertaling, terwijl de commentator in de tv-uitzending vertelde waar de tekst over ging. Dat was genoeg om je een oordeel over het liedje als geheel te kunnen vormen. Het werkte prima.
Nu waren vrijwel alle inzendingen op het Songfestival in het Engels. Soms duurde het even voordat je dat door had door het accent van de zanger(es), maar dat was dan ook vrijwel de enige couleur locale dat een tekst meekreeg. Zelfs de Franse inzending kwam niet verder dan één regel Frans, terwijl de Fransen toch altijd buitengewoon trots waren op hun taal.
„Tja, de globalisering, misschien jammer, maar je komt er niet onderuit”, zult u misschien denken.
Afgezien ervan dat het Nederlandse woord „mondialisering” luidt, is lijkt het mij nu een typisch voorbeeld van het verschijnsel dat ook wel anglowaan genoemd wordt – het in de voortdurende veronderstelling verkeren dat gebruik van de Engelse taal alles beter, mooier, interessanter, deskundiger en wereldwijder maakt. Er lijkt bijna sprake van een cultureel kolonialisme – maar er is geen sprake van onvrijwillge overheersing. Als men écht wereldwijd wil communiceren, kan men gebruik maken van een écht internationale taal: het Esperanto. Die is ontworpen voor wereldwijd gebruik, zonder dat men zijn eigen taal daarvoor overboord hoeft te gooien.

Dirk Heuvelland
30-5-2008

————————–

Taalkolom 4
De avonturen van Meet en Greet (4)

Greet voelt zich wereldburger

Meet en Greet zijn al lange tijd niet meer in de grote stad geweest. Bijna een jaar lang hebben zij met de harmonica opgetreden door het hele land. In Noord-Oost Groningen zijn zij geweest en in Zeeuws-Vlaanderen, op Tessel en in Zuid-Limburg, in cafés, dorpshuizen en lege stallen, waarin vaak nog de mestlucht hing. Zij hebben daar best aardig mee verdiend, zodat Meet nu een winkeltje in nostalgische spullen is kunnen beginnen. Vandaag hebben zij een dagje vrij genomen om eens gezellig te winkelen.

Ze zetten hun busje neer op de bekende parkeerplaats in de buitenwijk en sluiten hem zorgvuldig af. Bij de poort van het winkelcentrum zien ze dat Grootwinkelcentrum Vechtzicht nu Shopping Center Vechtzicht heet. Vol verwachting lopen zij naar binnen.
Op veel etalages zijn plakkaten met sale geplakt.
„Wat zijn er hier tegenwoordig veel zalen te huur, Meet,” zegt Greet verbaasd. „Ik dacht trouwens dat het er een „n” achter moest staan in de nieuwe spelling.”
„Nee, Greet, dat zijn geen zalen. Je moet zeggen „seels”. Dat is Engels voor „koopjes”«.”
Meet trekt een gewichtig gezicht. Hij kent het allemaal. Greet krijgt een beetje een vakantiegevoel, ze begrijpt zoveel teksten verkeerd. Meet vindt het helemaal niet erg om het aan haar uit te leggen. En zij leert snel. Ze weet nu dat shop (je moet zeggen „sjop”) een winkel is en dat sales („seels”) „opruiming” of „uitverkoop” betekent.
Soms ontstaat er een misverstand. Zoals wanneer ze een mooie nieuwe pet voor Meet wil gaan kopen. In de pet shop verkopen ze alleen maar spullen voor huisdieren.
„Waar ga je nu heen, Greet? Je weet toch dat ik geen hond in huis wil?”
Greet wil ook naar de kapper. Het duurt even voordat ze erachter kwamen dat achter de lichtbak met Hair en care een kapperszaak zit.
Echt lastig is het in de kledingwinkel. Meet en Greet willen zich in het nieuw steken voor de officiële opening van hun winkeltje. Maar ook Meets talenkennis is niet voldoende om te achterhalen wat een shirt set, regular fit, boot cut (Greet bloosde even), zip fly, pre-sale („grote voorkamer” schoot het door Meets hoofd) en selected items zijn. En de winkelbediendes zijn druk bezig. Ze besluiten maar gewoon een stapel kleren van de rekken te halen en die in de paskamer ouderwets te passen. De mededeling We don’t steal. All articles are cisibly en invisibly protected, die in het gangetje voor de pashokjes hangt, negeren ze maar.
Uiteindelijk verlaten ze de winkel met een keurig pak voor Meet en een schattig mantelpakje voor Greet. Dan blijft Greet staan voor een winkelraam.
„O, Meet, kijk eens wat leuk! Daar verkopen ze boxen. Misschien is dat leuk voor kleine Jantje van tante Mien!”
„Nee, Greet, daar staat box offer. Dat is ook Engels. Je kunt daar schoenen vers uit de doos kopen of zoiets. Zullen we kopje koffie nemen?”
Ze gaan op een terrasje zitten. Er wordt stevig gerookt, door de overkapping blijft de rook hangen. Het heeft wel iets gezelligs, vindt Greet, een beetje net als thuis. Jammer dat dat binnenkort niet meer mag. Meet bestelt twee koffie met een topping. Greet kijkt ongerust.
„Wat doen ze bij de koffie?”
„Gewoon, slagroom. Dat vind jij toch lekker?”

Een klein uurtje later lopen Meet en Greet naar de uitgang van het winkelcentrum. Die is aangegeven met een groen bordje met een pijl en het woord Exit.
„Daar is de uitgang,” zegt Meet. Hij knikt tevreden.
Ze hebben nog wat kleinigheden gekocht en dragen allebei een aantal tassen. Greet kijkt naar de grote rode boodschappentas die ze hebben gekocht, CITY BAG staat erop.
„O Meet,” zucht ze, „ik voel me toch zo’n wereldburger!”

Dirk Heuvelland
27-6-2008

————————–

Taalkolom 5
De avonturen van Meet en Greet (5)

Koude rillingen

Sinds enige tijd kan je in onze regio in de bus reizen met een „ov-chipkaart” (spreek uit: „tsjipkaart”. Daarvoor moet je bij het in- en uitstappen een kunststof pasje langs een kaartlezer bij de deuren van de bus bewegen. Op het leesapparaat staat: „IN/UIT-CHECKEN”.
Eén slaperig moment heb ik even gedacht dat bedoeld was: „in/uit, gekken”, waarbij men had geprobeerd dat laatste woord heel chique te spellen. Maar direct drong tot me door dat het natuurlijk Engels was (hoe kan het ook anders in ons taalgebied?) en dat er was bedoeld: „AAN/AFMELDEN”. Het zou ook wel een heel onbeleefde tekst tegenover de klanten zijn geweest. Tot mijn genoegen zag ik dat er achter „UIT” een afbrekingsstreepje stond, op zichzelf een bijzonderheid in de openbare ruimte.
Goed, wellicht een handig ding, zo’n ov-kaart. In veel bussen hangt voorin een scherm waarop de eerstkomende haltes en verwachte aankomsttijden zijn vermeld. Een vriendelijke juffrouw in blik kondigt steeds de volgende aan halte aan.
Aardig allemaal, draagt bij tot een beter openbaar vervoer. Maar waar ik steeds koude rillingen van krijg zijn de goed bedoelde waarschuwing van de elektronische stem. Regelmatig klinkt het: „Reist u met een ov-chipkaart? Vergeet dan niet uit te checken!”

Ik heb een oude Indische dame gekend, die gebruikte de woorden „tsjek-tsjek” als klanknabootsing voor „drijfnat”: een doorweekte dweil op de vloer van een overlopende douche, ingelopen plassen water, noemde zij „helemaal tsjek-tsjek”: het geluid als je er overheen liep. „Tsjek-tsjek” – voor mij onverbrekelijk met drijfnatte dweilen verbonden. Soms word ik er nerveus van: „…Vergeet u dan niet uit te checken!” „Tsjek-tsjek…” Alsof ik op een doorweekte dweil sta. Ik moet die reactie onderdrukken. Anders loop ik meteen de hele dag „tsjek-tsjek” in gedachten na te bauwen. En dan heb ik geen tijd meer voor zinnige gedachten, want Nederlanders lopen de hele dag het nodige in-, na-, uit- of gewoon alleen maar te „tsjekken”.

Ként het Nederlands dan wel een geschikte term voor het gebruik van die kaart? Natuurlijk! Eenvoudig en al eeuwenoud: „aanmelden” en „afmelden”. Maar dat is gewonemensentaalgebruik, daarmee kan je niet laten zien hoe hightech je bezig bent. Of wellicht is de kaartlezer in een Engelstalig land ontworpen en/of geproduceerd, en was de vervoersmaatschappij te beroerd om een Nederlandse term te bedenken. Of nog erger: kwam zij niet eens op het idee. In elk geval draagt zo het openbaar vervoer het zijne bij aan de sloop van het Nederlands.
Die dweil geeft overigens wel een aardig beeld van de wijze waarop wij met onze cultuur, onze taal in het bijzonder omgaan: als met een natte dweil. Je zou ook kunnen zeggen: hij staat symbool voor de Nederlandse culturele zelfverachting.

Maar we kunnen natuurlijk ook afspreken om het voortaan gewoon over „aan-” en „afmelden” te hebben.
En laten we dan tegelijk ook over „ov-kaarten” gaan praten. Andere dan de huidige „ov-chipkaarten” zijn er niet, niet geweest ook de afgelopen decennia. Dan kunnen we „tsjippen” weer aan de vogeltjes overlaten.

Dirk Heuvelland,
11-11-2009/(9-4-2022)

©Dick van Zijderveld, 2008, 2009, 2015, 2020