Op alles voorbereid
De volgende dag zouden we het nieuwe beleidsplan presenteren. Het was het hoogtepunt van een paar weken stug doorwerken. De voorbereidingsgroep – de binnenkort vertrekkende vestigingsdirecteur, de directeur interne- en personeelszaken, het hoofd beleidsontwikkeling en ikzelf, hoofd publiciteit, – had de presentatie meer dan grondig voorbereid. In het plaatselijk conferentiecentrum was een ruime zaal gereserveerd. Morgen zou het erop aankomen.
Het nieuwe plan zat gedegen in elkaar, dat kon ik gerust zeggen. Als het aansloeg zou onze vestiging kunnen uitgroeien tot het belangrijkste onderdeel van onze uitgeefcombinatie en een van de belangrijkste organisaties op het gebied van de gezondheidsvoorlichting worden. Onze nieuwe publicaties zouden gaan voldoen aan educatief, ethisch en esthetisch hoge eisen, en worden afgestemd op specifieke doelgroepen. Daarnaast zou er een interactief informatienetwerk worden opgezet. Vrijwel het hele bestuur stond achter onze plannen; de algemeen directeur, die ook hoofdaandeelhouder was, was razend enthousiast. Het was nu zaak om potentiële afnemers, subsidiegevers en opinieleiders te overtuigen. Als dat niet zou lukken, was de toekomst voor onze vestiging aanzienlijk minder rooskleurig; er zouden dan zeker op korte termijn ontslagen vallen. Maar het zou slagen; we waren op alles voorbereid. Ik was overtuigd van het succes, zowel voor de vestiging als voor mijzelf.
Als projectleider moest ik dit Voorstel voor moderne gezondheidsvoorlichting in een veranderende maatschappij vol vuur en enthousiasme presenteren. Technicus Karel zou met het hem eigen perfectionisme de beeld- en geluidstechniek verzorgen. Aan het eind van de bijeenkomst zou Arnold de Vlieger van Olten, de algemeen directeur, nog eens een ondubbelzinnig pleidooi voor het plan houden. Zijn deskundigheid op het gebied van publiciteit en voorlichting in de zorgsector werd alom gewaardeerd; de verslagen van zijn studiereis naar Amerika in de afgelopen maanden hadden zijn status op dit gebied nog verhoogd. Zijn instemming zou de laatste twijfelaars over de drempel helpen.
Ik was overtuigd van de goede afloop van de presentatie. Het hoogtepunt voor mij zou aan het eind van de bijeenkomst komen wanneer Arnold mijn benoeming als nieuwe vestigingsdirecteur bekend zou maken. – Daar rekende ik inmiddels geheel op. Alle betrokken spelers waren op mijn hand. Mijn optimisme kende geen grenzen sinds ik Miranda had ontmoet.
Miranda was een half jaar geleden binnengekomen als zzp’er bij de publiciteitsafdeling. Ze maakte een geweldige indruk op me: een slanke gestalte met modieus kort geknipt donker haar en fonkelende bruine ogen en net niet te sexy gekleed, iets jonger dan ik. Ze leverde uitstekend werk, en het deed me veel genoegen te horen dat zij over enkele maanden een officiële aanstelling zou krijgen.
Vijf opwindende maanden geleden bracht zij op een warme avond nog even een dossier bij mij thuis. De vonken sprongen over. Zij bleef die avond, en nog vele daarna. Niet veel later hadden we een bloeiende relatie. Veel verleidingskunst had ik niet nodig gehad. Ze was als een lentebries in m’n leven gekomen en gebleven.
Als ik eerlijk ben moet ik toegeven dat ik enkele weken geleden onder invloed van haar charmes een goed aanbod voor een functie bij een andere, nog breder werkende voorlichtingsorganisatie heb laten schieten. Niet zo slim, achteraf gezien. Hoewel …
Het drukwerk was op tijd klaar. Er waren vervangers voor sprekers zich op het laatste ogenblik onverhoopt zouden afmelden, we hadden de meest onwaarschijnlijke tegenargumenten overwogen en er een ontkrachting voor paraat, de multimediale presentatie was enkele malen gerepeteerd, er stond reserveapparatuur klaar voor het geval dat de techniek het toch nog zou laten afweten. Kortom, er kon gewoon niets meer mis gaan. Ik keek het gezelschap rond en zag de gezichten van mijn collega’s, bleek in het overvloedige tl-licht, vermoeid, maar vol vertrouwen in de nabije toekomst.
Het had net twaalf uur geslagen toen we besloten dat we niets meer konden verbeteren en bedenken, dat alles door en door besproken en gerepeteerd was. Het was nu een kwestie van goed uitgerust aan de slag gaan en er het beste van hopen. Ieder was moe en wilde naar huis.
Ik liep nog even terug naar het secretariaat om enkele notities voor morgen klaar te leggen. Toen ik de schemerig verlichte kamer van het bestuurssecretariaat binnenliep, hoorde ik een vaag gerucht in de bestuurskamer, die erachter in een uitbouw lag. Ik was direct op mijn hoede. Er was al vaker een inbraakpoging aan deze zijde van het gebouw geweest. Vanaf de straat lag de kamer uit het zicht en in de rest van het gebouw was moeilijk te horen wat daar gebeurde. Aarzelend ging ik kijken of er wat aan de hand was. Ik deed het licht in het secretariaat niet aan en liep zacht naar de deur; voor de zekerheid griste ik een grote presse-papier van een bureau. Voorzichtig opende ik de deur van de bestuurskamer en tastte naar de lichtschakelaar naast de deurpost om een eventuele inbreker te verrassen. Met een klik was de kamer vol licht.
Wie ik echter verraste waren de algemeen directeur met Miranda in zijn armen.
„Miranda, doe niet zo flauw! Laat me …” hoorde ik hem zeggen. Zij probeerden te doen alsof zij iets hadden gezocht en elkaar een collegiale kus gaven, maar dat was te slecht gespeeld. Mijn verbazing gaf hun respijt om zich te herstellen. Ik hield nog even de schijn op; hervond mijn stem:
„Wat zijn jullie aan het uitvoeren?” riep ik. „Ik dacht dat…”
„Er is niets aan de hand! We waren alleen blij dat we iets gevonden hadden,” zei Miranda hees. Zij ontweek mijn blik.
Arnold mompelde gegeneerd iets als: „Sorry, kerel. Dat hoort niet op het werk.”
Met een vuurrood hoofd zei Miranda nog steeds wat hees: „Je moet niet boos worden… Ik had net de lichten uitgedaan en toen kwam Arnold hier nog iets zoeken en liepen we in het donker tegen elkaar aan en …” Onhandig probeerde ze haar bloes in haar rok te stoppen en haar haar te fatsoeneren.
„Niet boos worden? Ik dacht dat we … Betekent dat dan allemaal niets voor je? Je was toch vrij?” Ik legde de zware presse-papier op een tafel naast me neer.
Arnold stond het tafereel van terzijde te bekijken. „Wat heb jij die arme jongen wijsgemaakt?” grijnsde hij.
„Wat is dit allemaal? Heb je ook wat met hem?” barstte ik met vertraging los, alsof het niet duidelijk was.
Miranda begon te huilen. „Overdrijf niet zo! Ik had je toch verteld dat ik een vriend heb ik Amerika?”
„Ja, die was vertrokken en die je in geen jaar meer hebt gezien! Dat was Arnold de Vlieger van Olten dus!”
„Inderdaad. Ik had hem al een hele tijd niet gezien. Maar daarom is het niet voorbij! We spraken en schreven elkaar regelmatig…”
„Al die tijd? Ach, laat ook maar…”
Miranda keek mij recht aan. Ik wist mijn gezicht onbewogen te houden. „Fred, ik heb je nooit gezegd dat ik een vaste relatie met je wilde hebben of met je wilde samenwonen. Het was gewoon leuk samen. En nu is Arnold weer terug. Stel je niet zo aan, dan kunnen wij goede vrienden blijven.”
„Ben je weer verliefd op hem geworden?”
Miranda keek me aan met een mengeling van meewarigheid en minachting.
„Doe niet zo naïef! Ik had heus geen zin om me een jaar met een vibrator te behelpen…”
„Miranda, je zou Fred zien te verleiden om bij ons te blijven werken, en om zeker niet vóór de presentatie naar de concurrentie te vertrekken,” kwam Arnold er nijdig tussen. „Je mocht suggereren dat hij promotie zou maken, maar ik heb je niet gevraagd een relatie met hem te beginnen.”
Miranda haalde haar schouders op. „Doe niet zo schijnheilig. Jij zult het afgelopen jaar heus niet als een monnik hebben geleefd. Dat zou je kleinburgerlijk vinden.”
Er viel een stilte. Arnold beende naar de deur. „Ik zie je straks,” zei hij over zijn schouder tegen Miranda. Hij sloeg met een klap de deur achter zich dicht.
Ik had natuurlijk geweten dat zoiets zou kunnen gebeuren. Tenslotte had Miranda veel contacten in en buiten de uitgeverij en was zij behoorlijkl populair. Maar zo’n verraad had ik niet verwacht. Het liefst was ik in tranen uitgebarsten. Nu kon ik verder het best m’n mond houden, om de zaak niet verder te verpesten. Mijn aanstaande promotie zou een schrale pleister op de wonde zijn, zelfs al kwam de hoofddirecteur zelden op deze vestiging.
De presentatie werd een groot succes. Verreweg de meeste genodigden waren enthousiast en verklaarden de aankoop van ons nieuwe materiaal te overwegen. In deelsessies konden wensen worden ingebracht, specifieke eisen besproken en over prijzen onderhandeld.
Aan mij had, geloof ik, geen van mijn collega’s veel gemerkt. Mocht al iemand hebben opgemerkt dat Miranda en ik wat minder aandacht voor elkaar hadden, dan zou hij of zij dat ongetwijfeld aan de spanning van de bijeenkomst hebben geweten. Arnold en Miranda ontweken mijn blikken en vermeden ook maar een ogenblik met mij alleen te zijn. In het voorbijlopen had ik Arnold toegemompeld dat alles volgens plan verliep. Verder negeerde ik hen zo veel mogelijk. Ondertussen hoopte ik dat het incident van de vorige avond geen effect op de verdere gang van zaken zou hebben.
Aan het eind van de dag waren we allen bekaf, de afgelopen weken waren echt erg druk geweest. Het vele werk had echter meer dan het gehoopte succes opgeleverd. De goede naam van de algemeen directeur was niet eens nodig gebleken om de plannen kracht bij te zetten. Ook zonder hem hadden we de toehoorders overtuigd.
Voor mij moest het belangrijkste nog komen. In het afsluitende onderdeel van de bijeenkomst zou als klap op de vuurpijl mijn benoeming als vestigingsdirecteur worden bekendgemaakt. Daar had ik bijna een jaar aan gewerkt.
Ik liep het podium op en vroeg om aandacht.
„Dames en heren! Al met al kunnen we wel zeggen, dat deze bijeenkomst geslaagd is. We gaan werken aan een nieuwe toekomst, voor onze organisatie, maar vooral ook voor de overheid, die een modern kanaal voor gezondheidsvoorlichting erbij krijgt, en voor de samenleving als geheel, die in de nabije toekomst zal kunnen profiteren van de laatste inzichten in gezondheidsvoorlichting.
Ik geef nu het woord aan onze algemeen directeur, Arnold de Vlieger van Olten!”
De Vlieger van Olten, lang, losjes-zakelijk gekleed in een beige pak zonder stropdas, liep op zijn gemak het toneel op.
„Goedenavond! Toen ik hier een jaar geleden in dienst kwam, zei ik u dat ik me verheugde leiding te gaan geven aan zo’n dynamische organisatie. Na een jaar hier te hebben rondgelopen kan ik tot mijn genoegen constateren dat ik gelijk heb gehad. Onze organisatie heeft u een dynamisch en creatief plan kunnen presenteren, dat ook duidelijk uw instemming heeft. In diverse informele contacten die ik vandaag met u had, werd me duidelijk dat deze inderdaad door u allen gedragen wordt. Maar voor we dit symposium afsluiten, heb ik nog een aangename plicht te vervullen.”
Ik ging verzitten. Nu zou het komen.
„Zoals u wellicht weet, is er al enige tijd een vacature voor de directeur van deze vestiging. De afgelopen maanden hebben we een zeer geschikt iemand voor die taak gevonden. Het is me dan ook een genoegen u de nieuwe directeur van deze vestiging aan u voor te stellen: Miranda Achterberg – bovendien de aanstaande mevrouw De Vlieger van Olten! U kent haar inmiddels als een collega die zeer deskundig is op het gebied van moderne communicatietechnieken … Arnold knikte naar iemand opzij van het podium. Met een stralend gezicht trad Miranda naar voren. „De afgelopen maanden heeft zij als zzp’er meegedraaid om de organisatie goed te leren kennen.”
Het duizelde me. Gelukkig zat ik nu op de voorste rij, zodat niemand in de zaal de verbijstering zag die op mijn gezicht te lezen moest zijn. Ik zag verschillende collega’s verbaasd opkijken.
„Miranda, gelukgewenst met je aanstelling. Ik wil hierbij uitdrukkelijk stellen dat de keuze voor jou niet het gevolg is van mijn positie binnen de organisatie; het was het voorstel van een brede sollicitatiecommissie,” hoorde ik als door een waas. Brede sollicitatiecommissie – het zou voor het eerst zijn dat in deze organisatie niet over een aanstelling werd beslist in een met veel en goede wijn besproeid onderonsje van directie en bestuur – waarvan zij zelf tot voor een jaar deel had uitgemaakt.
Vanaf het podium leek Miranda me uitdagend aan te kijken. Arnold ontweek mijn blik.
Ik kan me niet herinneren hoe ik die avond ben thuisgekomen. Ik weet nog dat ik erin slaagde om met enkele gebruikelijke nietszeggendheden de conferentie af te sluiten. Daarna heb ik het gebouw zo snel mogelijk verlaten. Ik heb lopen dwalen door de stad en ben een kroeg ingegaan. Ik weet nog dat ik een pilsje heb besteld, en toe nog een en nog een en nog een. Ik raakte in discussie met iemand, waarover herinner ik me niet. Ik herinner me vaag dat ik een rondje voor de hele zaak heb gegeven. Ik heb ook een vage herinnering dat iemand met me op de vuist ging.
Ik werd wakker met bonkende hoofdpijn en een pijnlijke rug. Ik lag in de portiek voor mijn eigen voordeur. Mijn jasje was gescheurd. Mijn portefeuille en portemonnee waren verdwenen. Normaal gesproken drink ik heel matig. Nu had ik blijkbaar veel te veel gedronken. Wat was er gebeurd? Woede kwam in me naar boven. Ik had me een halfjaar uitgesloofd en ingespannen voor die nymfomane trut, de aanstaande mevrouw De Vlieger van Olten, en zij bleek alleen maar toneel te hebben gespeeld. Bovendien werd ik geen vestigingsdirecteur; dat was een valse suggestie geweest. Ik zakte weer weg in een wazige hoofdpijn. Even later werd ik wakker doordat iemand met zachte vingers over mijn gezicht streelde. Mijn bloedende neus werd voorzichtig met een doekje gestelpt. Een zachte stem zei bezorgd: „Freddy, wat is er met je gebeurd? Je hebt overal schrammen en blauwe plekken.” De stem kwam me bekend voor. Er werd een sleutel uit m’n broekzak gehengeld. Iemand duwde een arm onder mijn schouders. „Kan je lopen? Kom dan mee, dan kunnen we je binnen wat opknappen.” Moeizaam opende ik m’n ogen. Inderdaad, het was Miranda. Woede laaide weer in me op. „Miranda, vuile hoer, verraadster!” wilde ik brullen. Ik geloof dat het nogal armzalig klonk.
„Laat maar, ik weet het,” zei Miranda zacht. „Ik ben niet eerlijk tegen je geweest. Ik wil mijn excuses aanbieden. Ik ben veel liever bij jou.”
M’n hoofd begon nog harder te bonken dan het al deed. „Gisteravond zei je nog dat ik me niet moest aanstellen. Wat wil je nou?”
Tegen het vroegeochtendlicht in zag ik Miranda schuldbewust knikken. „Ik weet het,” zei ze weer. „Nogmaals, het spijt mij enorm. Ik ben weg bij Arnold. Het was allang niet goed tussen ons, maar hij is nogal overheersend. Pas eergisteravond realiseerde ik me dat ik al maanden ernstig verliefd op je ben, dat ik van je houd. Ik wil jou – Als je me nog wilt.”
Ik kreunde zachtjes. Opnieuw Miranda? Moest ik daar weer aan beginnen? Ik opende mijn ogen en keek in de hare. Het antwoord was duidelijk.
© Dick van Zijderveld, 2024
N.B. Voor alle verhalen op deze webstek geldt dat iedere gelijkenis met bestaande personen en situaties alleen op toeval kan berusten.
© Dick van Zijderveld, 2024